50 Vergeef hun dat ze U ongehoorzaam zijn geweest. Heb medelijden en zorg ervoor dat hun vijanden medelijden met hen zullen hebben [ en hen naar huis zullen laten gaan ].
51 Want ze zijn uw volk, uw eigendom. U heeft hen immers uit de slavernij van Egypte bevrijd.
52 Luister alstublieft naar wat ik en uw volk U smeken. Luister naar hen, elke keer als ze U om hulp roepen.
53 Want ze zijn door U uitgekozen uit alle volken om uw eigen volk te zijn. Dat is wat U heeft gezegd door uw dienaar Mozes toen U onze voorouders bevrijdde uit Egypte, Heer."
54 Toen koning Salomo klaar was met zijn gebed, stond hij weer op. Want hij had op zijn knieën voor het altaar van de Heer gelegen, met zijn handen opgestoken naar de hemel.
55 Hij ging staan en zegende het hele volk Israël luid:
56 "Prijs de Heer! Hij heeft zijn volk Israël rust gegeven, zoals Hij heeft beloofd. Hij heeft alles gedaan wat Hij had beloofd door zijn dienaar Mozes.