26 Esri, de zoon van Chelub, ging over de arbeiders die voor de koning op het land moesten werken.
27 Simeï uit Rama ging over de wijngaarden. Maar Zabdi uit Sefam ging over de oogsten daarvan en de wijn.
28 Baäl-Hanan uit Geder ging over de olijfbomen en de wilde vijgenbomen in de vlakte. Maar Joas ging over de voorraden olijf-olie.
29 Sitrai uit Saron ging over de koeien die in de Saron-vlakte graasden. Maar Safat, de zoon van Adlai, ging over de koeien in de dalen.
30 Obil uit de familie van Ismaël ging over de kamelen.Jechdeja uit Meronot ging over de ezels.
31 Jaziz uit de familie van Hagar ging over de schapen en geiten.Deze mannen waren de opzichters van alles wat koning David bezat.
32 Jonatan, Davids oom, was Davids raadgever en zijn schrijver. Hij was een verstandig man.Jehiël, de zoon van Hachmoni, hield zich bezig met de opvoeding van de zonen van de koning.