51 Zijn zoon was Bukki. Zijn zoon was Uzzi. Zijn zoon was Seraja.
52 Zijn zoon was Merajot. Zijn zoon was Amarja. Zijn zoon was Ahitub.
53 Zijn zoon was Zadok. Zijn zoon was Ahimaäz.
54 De Levieten woonden in de volgende steden. Eerst werd geloot welk gebied de families van Kehat die afstamden van Aäron, zouden krijgen.
55 Ze kregen Hebron dat in het gebied van de stam van Juda ligt, met de graslanden daar omheen.
56 Maar de akkers van Hebron en de dorpen die daarbij hoorden werden aan Kaleb, de zoon van Jefunne gegeven.
57 De families van Kehat kregen dus de vrijstad Hebron, verder Libna met de graslanden daar omheen, Jattir en Estemoa met de graslanden daar omheen,