16 Want Ik zal niet voor altijd boos blijven. Als Ik altijd boos zou blijven, zouden jullie niet kunnen blijven leven. Terwijl Ik jullie toch het leven heb gegeven.
17 Ik was boos op jullie omdat jullie hebzuchtig waren. Daarom strafte Ik het volk. In mijn woede verborg Ik Mij voor hen. Maar de mensen bleven gewoon hun eigen gang gaan.
18 Ik zie wel wat ze doen, maar toch zal Ik hen genezen. Ik zal hen leiden en troosten. De mensen die spijt hebben en anders gaan leven, zal Ik leiden en troosten.
19 Ik zal ervoor zorgen dat ze Mij voortaan prijzen en danken. Ik geef hun vrede. Vrede voor hen die ver weg zijn [ (de niet-Joden) ], en vrede voor hen die dichtbij zijn [ (de Joden) ]. En Ik zal hen genezen.
20 Maar de mensen die zich niets van Mij aantrekken, zijn zo rusteloos als de zee die wordt opgezweept door de wind. De zee komt nooit tot rust: altijd woelen de golven modder en zand op."
21 [ Jesaja zegt: ] Mijn God zegt: "De mensen die zich niets van Mij aantrekken, hebben geen vrede."