17 De mannen die de stenen aandroegen, deden dat met één hand. In de andere hand hielden ze een speer.
18 De mannen die aan het bouwen waren, droegen allemaal een zwaard op de heup. De hoornblazer stond naast mij.
19 Ik zei tegen iedereen: "We werken over een groot gebied. En we staan allemaal ver uit elkaar langs de muur verspreid.
20 Als er gevaar is, laat ik op de ramshoorn blazen. Als jullie dat horen, moeten jullie allemaal naar de plaats komen waar geblazen wordt. Onze God zal voor ons strijden!"
21 Zo werkten we van de vroege ochtend tot de late avond. Daarbij had de helft van ons speren bij zich.
22 Ook gaf ik in die tijd aan het volk het bevel: "Iedereen moet met zijn mensen binnen de muren van Jeruzalem overnachten. Dan kunnen we 's nachts met elkaar de wacht houden en overdag werken."
23 Ik kwam nooit uit de kleren. Mijn broers, mijn knechten en de mannen die de wacht hielden ook niet. Allemaal hadden we een wapen en water bij ons.