14 Hij geeft vrede in je land.Hij geeft je grote oogsten.
15 Hij stuurt zijn bevelen over de aarde.Zijn woorden lopen snel!
16 Hij bedekt de aarde met een deken van sneeuw.Hij bedekt de aarde met rijp, als met een laag stof.
17 Hij gooit met grote hagelstenen.Wie kan overleven in de kou die Hij stuurt?
18 Hij geeft een bevel – sneeuw en ijs smelten weer.Hij zegt dat de wind moet waaien – de regen stroomt neer.
19 Hij heeft aan Israël verteld hoe Hij wil dat ze leven.Hij heeft hun zijn wetten en leefregels gegeven.