16 Toen zei Jesaja tegen Hizkia: ‘Luister naar de woorden van de Here:
17 “Er zal een tijd komen dat alles in dit paleis naar Babel wordt meegenomen. Alle schatten van uw voorouders zullen worden weggebracht en niets zal worden achtergelaten.
18 Enkelen van uw nakomelingen zullen worden meegenomen en als hofpersoneel dienen in het paleis van de koning van Babel.” ’
19 ‘Goed,’ vond Hizkia, ‘als dit is wat de Here wil, dan heb ik daar vrede mee.’ Bovendien dacht hij: ‘Er zal tenminste vrede en veiligheid heersen gedurende de rest van mijn leven.’
20 De rest van de geschiedenis van koning Hizkia en zijn grote daden—inclusief de vijver en de waterleiding die hij aanlegde, waarmee hij water naar de stad bracht—staan beschreven in de Kronieken van de koningen van Juda.
21 Na zijn dood volgde zijn zoon Manasse hem op.