13 Het is de roest en slechtheid van uw ontucht, van uw afgodenverering. En omdat u zich niet door Mij wilde laten reinigen, bent u vuil gebleven. Blijf nu maar smerig tot mijn toorn alle rampen over u heeft gebracht!
14 Ik, de Here, heb het gezegd en Ik zal het doen ook. Ik zal geen medelijden met u hebben. Ik zal u oordelen naar uw daden,” zegt de Oppermachtige Here.’
15 Hierna sprak de Here opnieuw in een boodschap tegen mij en Hij zei:
16 ‘Mensenzoon, door een plotselinge dood ga Ik van u wegnemen wat u het dierbaarst is. Toch moet u niets van uw verdriet laten blijken. Huil niet, verberg uw tranen.
17 U mag zuchten, maar alleen zachtjes. U mag niet openlijk rouwen, ontbloot uw hoofd of uw voeten niet en neem het voedsel niet aan dat meelevende vrienden u brengen.’
18 's Morgens vertelde ik dit aan de mensen en die avond stierf mijn vrouw. De volgende ochtend deed ik alles wat de Here mij had opgedragen.
19 Toen zeiden de mensen: ‘Wat heeft dit allemaal te betekenen? Wat probeert u ons nu weer duidelijk te maken?’