7 kunt u hun vertellen: “Dat is om ons eraan te herinneren dat de Jordaan ophield met stromen toen de ark van het verbond de rivier overstak!” Het gedenkteken zal een voortdurende herinnering zijn aan dit verbazingwekkende wonder.’
8 De mannen deden wat Jozua hun had opgedragen. Zij haalden twaalf stenen uit het midden van de Jordaan, voor elke stam één, zoals de Here Jozua had bevolen. Zij brachten de stenen naar de plaats waar het kamp voor die nacht was opgeslagen en maakten er een gedenkteken van.
9 Jozua bouwde nóg een gedenkteken van twaalf stenen midden in de rivier, op de plaats waar de priesters stonden. En dat staat er vandaag nog.
10 De priesters die de ark droegen, bleven in het midden van de Jordaan staan tot al deze aanwijzingen die de Here aan Jozua had gegeven, waren uitgevoerd. Ondertussen waren de andere Israëlieten snel door de rivierbedding getrokken.
11 Toen iedereen de overkant had bereikt, keken de mensen toe hoe de priesters de ark van de Here de oever opdroegen.
12-13 Daarop trokken de troepen van Ruben, Gad en Manasse, in totaal veertigduizend gewapende mannen, aan het hoofd van het leger van de Here de rivier over en leidden het volk naar de vlakte van Jericho.
14 Voor Jozua was het een geweldige dag, want de Here had hem voor de ogen van het hele volk als leider bevestigd en zij kregen voor de rest van zijn leven net zoveel ontzag voor hem als zij voor Mozes hadden.