25 Zo vielen op die dag alle inwoners van Ai, twaalfduizend mensen in totaal,
26 want Jozua hield zijn speer op Ai gericht tot ook de laatste overlevende dood was.
27 Alleen het vee en de buit werden niet vernietigd, want de troepen van Israël hielden die voor zichzelf zoals de Here tegen Jozua had gezegd.
28 Zo werd Ai in één grote puinhoop veranderd. Dat is het nu nog steeds.
29 Jozua liet de koning van Ai aan een boom ophangen. Bij zonsondergang liet hij het lijk naar beneden halen en wierp het voor de stadspoort op de grond. Hij stapelde er grote stenen overheen, het staat er nu nog precies zo.
30 Toen bouwde Jozua op de berg Ebal een altaar voor de Here, de God van Israël,
31 zoals Mozes in zijn wetboek had bevolen: ‘Maak voor Mij een altaar van stenen die niet gebroken of uitgehouwen zijn.’ Op dit altaar brachten de priesters de Here brandoffers en vredeoffers.