8 Toen zei de Here tegen hem: ‘Maak een koperen afbeelding van zo'n giftige slang en maak deze vast op een paal: iemand die is gebeten, hoeft er alleen maar naar te kijken om te worden genezen!’
9 Mozes maakte een koperen slang en bevestigde die op een paal. Als iemand die door een slang was gebeten, naar de koperen slang keek, bleef hij leven.
10 Hierna reisden de Israëlieten verder naar Obot en sloegen daar hun kamp op.
11 Vandaar trokken zij naar Ijje-Haäbarim in de woestijn die ten oosten van Moab ligt.
12 Daarna ging het verder naar het dal van de beek Zered, waar zij hun kamp opsloegen.
13 Vervolgens trokken zij verder naar de overkant van de rivier de Arnon, dichtbij de grens van de Amorieten. De Arnon is de grensrivier tussen het land van de Amorieten en dat van de Moabieten.
14 Deze gebeurtenis wordt ook vermeld in het boek over de oorlogen van de Here, waarin wordt gezegd dat het dal van de rivier de Arnon en de stad van Waheb