11 Ik moet zeggendat het mij groot verdriet doetdat God, de Allerhoogste,van gedachten verandert.
12 Toch blijf ik mij de grote wonderen van de Here herinneren.Alles wat U in het verleden hebt gedaan, zal ik gedenken.
13 Ik wil over uw werk spreken en nadenken over alles wat U deed.
14 O God, uw wegen zijn altijd goed en heilig.Wie is zo groot als U, onze God?
15 U bent de God die wonderen doet.U hebt de volken uw macht laten zien.
16 U hebt uw volk op een machtige manier bevrijd.Alle zonen van Jakob en Jozef en hun nageslacht.
17 Toen het water U zag, o God,beefde en sidderde het.