11 Toen verlieten zeshonderd gewapende mannen van de stam Dan de steden Zora en Estaol.
12 Zij rukten op tot een plaats ten westen van Kirjat-Jearim in Juda, waar zij hun kamp opsloegen. Daarom heet die plaats nog steeds Mahane-Dan (dit betekent: Kamp van Dan).
13 Vandaar trokken zij door naar de bergen van Efraïm en passeerden onderweg het huis van Micha.
14 De vijf spionnen zeiden tegen de andere mannen: ‘Wist u dat zich in dat huis een efod, terafim en nog een ander beeld bevinden? Het is duidelijk wat ons te doen staat!’
15-16 Toen gingen de vijf mannen naar het huis, terwijl de grote groep gewapende mannen bij de poort bleef wachten. De vijf gingen het huis binnen en vroegen de jonge priester hoe het met hem ging.
17 Eenmaal binnengekomen namen zij het beeld, het priesterkleed en terafim weg. Op dat moment stond de priester bij de ingang van de poort, bij de zeshonderd gewapende mannen.
18 ‘Wat gaat u nu doen?’ riep hij, toen hij zag dat de spionnen de beelden wegdroegen.