9 Isaaks hoogten zullen verwoest en Israëls heiligdommen vernield worden, en tegen Jerobeams huis zal Ik optreden met het zwaard.
10 Toen zond Amasja, de priester van Betel, aan Jerobeam, de koning van Israël, deze boodschap: Amos smeedt een samenzwering tegen u te midden van het huis Israëls; het land zal al zijn woorden niet kunnen verdragen.
11 Want zo heeft Amos gezegd: Door het zwaard zal Jerobeam sterven, en Israël zal voorzeker in ballingschap wegtrekken uit zijn land.
12 Vervolgens zeide Amasja tot Amos: Ziener! ga heen, vlucht naar het land van Juda; eet daar brood, en profeteer daar.
13 Maar in Betel moogt gij voortaan niet meer profeteren, want dit is een koninklijk heiligdom en het is een rijkstempel.
14 Doch Amos gaf Amasja ten antwoord: Ik ben geen profeet en ik ben geen profetenzoon, maar ik ben veehouder en kweker van moerbeivijgen.
15 Doch de Here nam mij achter de schapen vandaan, en de Here zeide tot mij: Ga heen, profeteer tegen mijn volk Israël.