Jozua 22:26-32 NBG51

26 Daarom zeiden wij: Laten wij dit doen: een altaar bouwen, niet voor brandoffers en niet voor slachtoffers,

27 maar het zij getuige tussen ons en u, en tussen onze geslachten na ons, dat wij de dienst des Heren voor zijn aangezicht zullen waarnemen met onze brandoffers, slachtoffers en vredeoffers. Dan zullen uw kinderen later niet tot onze kinderen kunnen zeggen: Gij hebt geen deel aan de Here.

28 Verder zeiden wij: Wanneer men later tot ons en tot onze geslachten zo iets zeggen zal, dan zullen wij zeggen: Ziet het evenbeeld van het altaar des Heren, dat onze vaderen gemaakt hebben; het is niet bestemd voor brandoffers en slachtoffers, maar het is getuige tussen ons en u.

29 Het zij verre van ons, in opstand te komen tegen de Here, en ons heden van de Here af te keren, door een altaar voor brandoffers, spijsoffers of slachtoffers te bouwen buiten het altaar voor de Here, onze God, dat vóór zijn tabernakel staat!

30 Toen de priester Pinechas, de hoofden der gemeente en de oversten der geslachten Israëls, die met hem waren, de woorden hoorden, welke de Rubenieten, de Gadieten en de Manassieten spraken, was het goed in hun ogen.

31 Daarop zeide de priester Pinechas, de zoon van Eleazar, tot de Rubenieten, de Gadieten en de Manassieten: Nu weten wij, dat de Here in ons midden is, omdat gij deze trouwbreuk tegen de Here niet hebt bedreven. Daardoor hebt gij de Israëlieten uit des Heren hand gered.

32 Daarna keerden de priester Pinechas, de zoon van Eleazar, en de hoofden terug van de Rubenieten en de Gadieten uit het land Gilead naar het land Kanaän tot de Israëlieten, en zij brachten dezen bescheid.