5 (39:38) Eenmaal heb ik gesproken, maar zal niet antwoorden; of tweemaal, maar zal niet voortvaren.
6 (40:1) En de HEERE antwoordde Job uit een onweder, en zeide:
7 (40:2) Gord nu als een man uw lenden; Ik zal u vragen, en onderricht Mij.
8 (40:3) Zult gij ook Mijn oordeel te niet maken? Zult Gij Mij verdoemen, opdat gij rechtvaardig zijt?
9 (40:4) Hebt gij een arm gelijk God? En kunt gij, gelijk Hij, met de stem donderen?
10 (40:5) Versier u nu met voortreffelijkheid en hoogheid, en bekleed u met majesteit en heerlijkheid!
11 (40:6) Strooi de verbolgenheden uws toorns uit, en zie allen hoogmoedige, en verneder hem!