8 (40:3) Zult gij ook Mijn oordeel te niet maken? Zult Gij Mij verdoemen, opdat gij rechtvaardig zijt?
9 (40:4) Hebt gij een arm gelijk God? En kunt gij, gelijk Hij, met de stem donderen?
10 (40:5) Versier u nu met voortreffelijkheid en hoogheid, en bekleed u met majesteit en heerlijkheid!
11 (40:6) Strooi de verbolgenheden uws toorns uit, en zie allen hoogmoedige, en verneder hem!
12 (40:7) Zie allen hoogmoedige, en breng hem ten onder; en verpletter de goddelozen in hun plaats!
13 (40:8) Verberg hen te zamen in het stof; verbind hun aangezichten in het verborgen!
14 (40:9) Dan zal Ik ook u loven, omdat uw rechterhand u zal verlost hebben.