1 Ik wil dat jullie ook meer weten over de geestelijke gaven, broeders en zusters.
2 Vroeger aanbaden jullie afgoden. Want dat hadden jullie zo geleerd. Jullie wisten niet beter. Dat waren goden die niet eens kunnen spreken.
3 Daarom wil ik dat jullie weten, dat niemand door Gods Geest Jezus kan vervloeken. Ook kan iemand alleen door de Heilige Geest zeggen dat Jezus de Heer is.
4 God geeft in zijn liefdevolle goedheid verschillende soorten gaven aan ons. Maar ze komen allemaal van dezelfde Geest.
5 En er zijn verschillende soorten taken. Maar ze komen van dezelfde Heer.
6 En er zijn verschillende manieren waarop de Geest kan werken. Maar ze komen van dezelfde God, die al die dingen in de mensen doet.