3 Stel dat ik alles wat ik had weggaf aan de arme mensen, en stel dat ik er trots op kon zijn dat ik mijn lichaam opofferde [ vanwege mijn geloof in de Heer ]. Maar als ik dat zonder liefde deed, had ik er niets aan.
4 De liefde is geduldig en vriendelijk. Liefde wordt niet jaloers. Liefde schept niet op en vindt zichzelf niet vreselijk belangrijk.
5 Liefde zegt of doet geen onaardige dingen en denkt niet alleen maar aan zichzelf. Liefde raakt niet verbitterd. Liefde vergeeft als een ander iets verkeerds heeft gedaan.
6 Liefde is niet blij met oneerlijke dingen, maar met de waarheid.
7 Liefde vertelt fouten van andere mensen niet door, denkt altijd het beste van een ander en blijft altijd geduldig.
8 De liefde schiet nooit tekort en verdwijnt nooit. Maar profetieën zullen op een dag niet meer nodig zijn. Talen van de Geest zullen er niet meer zijn. Kennis zal onbelangrijk worden.
9 Want nu zijn onze kennis en ons profeteren nog onvolmaakt.