5 Liefde zegt of doet geen onaardige dingen en denkt niet alleen maar aan zichzelf. Liefde raakt niet verbitterd. Liefde vergeeft als een ander iets verkeerds heeft gedaan.
6 Liefde is niet blij met oneerlijke dingen, maar met de waarheid.
7 Liefde vertelt fouten van andere mensen niet door, denkt altijd het beste van een ander en blijft altijd geduldig.
8 De liefde schiet nooit tekort en verdwijnt nooit. Maar profetieën zullen op een dag niet meer nodig zijn. Talen van de Geest zullen er niet meer zijn. Kennis zal onbelangrijk worden.
9 Want nu zijn onze kennis en ons profeteren nog onvolmaakt.
10 Maar als het volmaakte gekomen zal zijn, worden alle onvolmaakte dingen weggedaan.
11 [ Je kan het hiermee vergelijken: ] Toen ik nog een kind was, praatte ik als een kind, reageerde ik als een kind, dacht ik als een kind. Nu ik een man ben geworden, heb ik de kinderlijke manieren van doen weggedaan.