24 Maar stel dat iedereen profeteert en er komt een ongelovige binnen. Dan wordt hij er door die mensen van overtuigd dat hij een schuldig mens is en zal hij tot geloof komen.
25 Want zijn diepste geheimen komen aan het licht. En hij zal zich op zijn knieën laten vallen en God aanbidden. Hij zal zeggen dat God inderdaad bij jullie aanwezig is.
26 Wat moeten jullie dus doen, broeders en zusters? Elke keer als jullie samenkomen, hebben jullie allemaal iets van de Heer gekregen om met de andere mensen te delen. De één komt met een lied. Een ander legt iets uit over het Woord. Weer een ander vertelt iets wat God hem heeft laten zien. En weer een ander spreekt in een taal van de Geest en legt uit wat hij zegt. Maar alles moet zó gebeuren, dat de anderen er iets aan hebben.
27 Als mensen iets in een taal van de Geest willen zeggen, mogen dat er maar twee of drie zijn. Ze moeten om de beurt spreken. En iemand moet het uitleggen.
28 Als er niemand is die het kan uitleggen, moeten ze ook niet tegen de gemeente in talen van de Geest spreken. Ze mogen dan wel voor zichzelf tegen God in een taal van de Geest spreken.
29 Wat betreft de profeten: twee of drie mogen profeteren tot de gemeente. De anderen moeten nagaan of het klopt.
30 Maar als God aan iemand anders die daar is plotseling iets laat zien, moeten de anderen hun mond houden.