11 Wie kan weten wat er diep in de gedachten van een mens leeft? Dat kan toch alleen zijn eigen geest? Zo weet ook alleen Gods eigen Geest, wat er in God is.
12 En wij hebben niet de geest van de wereld gekregen. Nee, wij hebben de Geest van God gekregen. Daardoor kunnen we weten wat God ons heeft gegeven.
13 Over die dingen spreken we dan ook. Maar niet met woorden die uit menselijke wijsheid komen. We spreken erover met de woorden die de Geest ons geeft. Zo kunnen we geestelijke dingen ook met de hulp van de Geest vertellen en begrijpen.
14 Maar mensen die Gods Geest niet hebben, kunnen de dingen van Gods Geest niet begrijpen. Ze vinden ze belachelijk. Ze kunnen ze niet begrijpen, omdat ze alleen geestelijk te begrijpen zijn.
15 Maar mensen die Gods Geest hebben, kunnen alles begrijpen. Maar zijzelf zijn voor de ongelovigen niet te begrijpen.
16 [ Want de Boeken zeggen: ] "Wie kan begrijpen wat de Heer denkt en wat zijn plannen zijn? Wie zou Hem goede raad kunnen geven?" Maar wíj hebben dezelfde manier van denken als Christus gekregen [ zodat we Hem kunnen begrijpen ].