4 Want als de één zegt: "Ík hoor bij Paulus!" en de ander: "Ík hoor bij Apollos!" dan zijn jullie toch onveranderde mensen?
5 Want wat zijn Apollos en Paulus? Gewoon dienaren [ van God ] door wie jullie in Jezus zijn gaan geloven! We hebben allebei het werk gedaan dat we van de Heer moesten doen.
6 Ik heb [ het geloof in jullie hart ] geplant. Apollos heeft [ jullie geloof ] verzorgd. Maar God zorgde voor de groei [ van jullie geloof ].
7 Daarom is degene die plant niet belangrijk, en degene die verzorgt ook niet. Alleen God is belangrijk, want Hij zorgt voor de groei.
8 Maar de planter en de verzorger zijn wel allebei nodig. En allebei zullen ze hun eigen beloning krijgen voor het werk dat ze hebben gedaan.
9 Zo zijn wij dus Gods medewerkers. En jullie zijn Gods akker [ waarop Híj werkt ].[ Je zou ook kunnen zeggen: ] Jullie zijn Gods gebouw.
10 Met de gave die God mij heeft gegeven, heb ik als een goed bouwmeester het fundament [ van jullie geloof ] gelegd. Op dat fundament bouwen andere mensen verder. Maar zij moeten wel goed opletten hóe ze daarop verder bouwen.