5 Want wat zijn Apollos en Paulus? Gewoon dienaren [ van God ] door wie jullie in Jezus zijn gaan geloven! We hebben allebei het werk gedaan dat we van de Heer moesten doen.
6 Ik heb [ het geloof in jullie hart ] geplant. Apollos heeft [ jullie geloof ] verzorgd. Maar God zorgde voor de groei [ van jullie geloof ].
7 Daarom is degene die plant niet belangrijk, en degene die verzorgt ook niet. Alleen God is belangrijk, want Hij zorgt voor de groei.
8 Maar de planter en de verzorger zijn wel allebei nodig. En allebei zullen ze hun eigen beloning krijgen voor het werk dat ze hebben gedaan.
9 Zo zijn wij dus Gods medewerkers. En jullie zijn Gods akker [ waarop Híj werkt ].[ Je zou ook kunnen zeggen: ] Jullie zijn Gods gebouw.
10 Met de gave die God mij heeft gegeven, heb ik als een goed bouwmeester het fundament [ van jullie geloof ] gelegd. Op dat fundament bouwen andere mensen verder. Maar zij moeten wel goed opletten hóe ze daarop verder bouwen.
11 Want niemand mag een ander fundament leggen dan dat er al ligt. Want dat fundament is Jezus Christus.