8 Maar de planter en de verzorger zijn wel allebei nodig. En allebei zullen ze hun eigen beloning krijgen voor het werk dat ze hebben gedaan.
9 Zo zijn wij dus Gods medewerkers. En jullie zijn Gods akker [ waarop Híj werkt ].[ Je zou ook kunnen zeggen: ] Jullie zijn Gods gebouw.
10 Met de gave die God mij heeft gegeven, heb ik als een goed bouwmeester het fundament [ van jullie geloof ] gelegd. Op dat fundament bouwen andere mensen verder. Maar zij moeten wel goed opletten hóe ze daarop verder bouwen.
11 Want niemand mag een ander fundament leggen dan dat er al ligt. Want dat fundament is Jezus Christus.
12 Later zal vanzelf duidelijk worden hoe iedereen op dit fundament verder heeft gebouwd. Als je goed gebouwd hebt, is dat te vergelijken met goud, zilver en edelstenen. Als je slecht gebouwd hebt, is dat te vergelijken met hout, hooi en stro.
13 Of je goed of slecht hebt gebouwd, zal te zien zijn op de laatste dag. Want die dag komt met vuur. En het vuur zal duidelijk maken waarmee is gebouwd.
14 Als het bouwwerk dat je op het fundament hebt gebouwd, blijft staan, zul je van de Heer een beloning krijgen.