1 Als één van jullie ruzie heeft met een andere gelovige, hoe durven jullie dan naar een ongelovige rechter te gaan? Waarom gaan jullie niet naar iemand uit de gemeente?
2 Weten jullie dan niet dat de gelovigen over de wereld zullen rechtspreken? Dan kunnen jullie toch zeker ook over dergelijke kleine zaken rechtspreken?
3 Weten jullie dan niet dat we zelfs over de engelen zullen rechtspreken? Dan moeten we dat toch zeker ook over gewone dagelijkse dingen kunnen?
4 Maar als jullie ruzie hebben over alledaagse dingen, vragen jullie aan mensen die in de gemeente helemaal niet meetellen, om jullie rechter te zijn!
5 Schaam je! Is er dan bij jullie niemand wijs genoeg om te kunnen rechtspreken tussen broeders?
6 Kennelijk niet, want bij jullie begint de ene broeder een rechtszaak tegen een andere broeder, en dan ook nog eens bij een ongelovige rechter!
7 Dat jullie rechtszaken hebben tegen elkaar is al erg genoeg. Waarom verdragen jullie niet liever dat iemand jullie oneerlijk of slecht behandelt?