1 Nu iets over de offers aan afgoden. We denken allemaal dat we veel weten. En van veel kennis worden we trots. Maar liefde doet andere mensen goed.
2 Als je vindt dat je veel [ van het geloof ] weet, dan weet je eigenlijk nog niet wat je zou moeten weten.
3 Maar als je van God houdt, [ dan ken je God en ] kent God jou.
4 Ik wil jullie het volgende zeggen over het eten van vlees dat aan de afgoden is geofferd. We weten dat er eigenlijk geen andere goden bestaan. Want er is maar één God.
5 Er zijn in de hemel en op de aarde natuurlijk wel heel veel zogenaamde goden en heren.
6 Maar voor ons is er maar één God. Dat is de Vader, die alle dingen heeft gemaakt, en voor wie wij gemaakt zijn. En voor ons is er maar één Heer: Jezus Christus. Door Hem heeft God alle dingen gemaakt. Door Hem bestaan ook wij.