1 Nu willen we jullie iets schrijven over de komst van onze Heer Jezus Christus. Dat zal het moment zijn dat we weer samen met Hem zullen zijn, broeders en zusters.
2 Denk niet dat die dag nu al is gekomen. Laat je daarover door niemand iets wijsmaken. Niet door een profetie, want die is dan gelogen. Niet door een preek, want die is dan niet waar. En niet door een brief waarvan gezegd wordt dat die door ons is geschreven.
3 Laat je door niemand iets wijsmaken, op wat voor manier dan ook. Want eerst moet er nog iets anders gebeuren: eerst zullen heel veel mensen hun geloof kwijtraken. En eerst zal er een mens aan de macht komen die zich helemaal niets van God aantrekt. Hij zal een slecht mens zijn.
4 Hij is de tegenstander van God. Hij is tegen de aanbidding van God. Hij zal zelfs in Gods tempel gaan zitten en beweren dat hij zelf God is. [ Hij zal zelf als god aanbeden willen worden. ]
5 Weten jullie nog dat ik dit ook al een paar keer heb gezegd toen ik bij jullie was?
6 En jullie weten nu wel wat hem op dit moment tegenhoudt. Hij kan pas aan de macht komen als het zijn tijd is.
7 De wetteloosheid is nu al in het verborgene aan het werk. Alleen is er nu nog iemand die hem tegenhoudt.