7 Niet ver daar vandaan lag het landgoed van de bestuurder van het eiland. Die bestuurder heette Publius. Hij liet ons drie dagen gastvrij in zijn huis logeren.
8 De vader van Publius lag met een ernstige darmziekte en hoge koorts in bed. Paulus ging naar hem toe. Hij bad, legde hem de handen op en maakte hem gezond.
9 Toen kwamen ook de andere mensen op het eiland die ziek waren naar hem toe. Iedereen werd genezen.
10 Ze bedankten ons op allerlei manieren. En toen wij weer wegzeilden, gaven ze ons alles mee wat we nodig hadden.
11 Op het eiland overwinterde een schip uit Alexandrië. Het heette 'de Dioscuren' [ (= 'de Tweelingbroers') ]. Na drie maanden vertrokken wij van het eiland met dat schip.
12 We kwamen in Syrakuse [ op Sicilië ] aan en bleven daar drie dagen.
13 Daarna voeren we langs het eiland naar Regium. We voeren verder en na één dag begon de wind uit het zuiden te waaien. Daardoor kwamen we al op de tweede dag in Puteoli [ in Italië ] aan.