4 Hij heeft een veel machtiger plaats gekregen dan de engelen. Dat is omdat Hij veel belangrijker is dan zij.
5 Want tegen geen één engel heeft God ooit gezegd: "Jij bent mijn Zoon. Vanaf vandaag ben Ik jouw Vader." [ Maar wel tegen de Zoon. ] Tegen geen één engel heeft Hij ooit gezegd: "Ik zal jouw Vader zijn, en jij zal mijn Zoon zijn."
6 En opnieuw zegt God, op het moment dat Hij zijn eerstgeboren Zoon in de wereld brengt: "Al Gods engelen moeten Hem aanbidden."
7 Van de engelen zegt Hij: "Zijn engelen zijn als de wind. Zijn dienaren zijn als vuurvlammen."
8 Maar van de Zoon zegt Hij: "God, U bent voor eeuwig Koning en U heerst volmaakt rechtvaardig.
9 U houdt van rechtvaardigheid en haat onrechtvaardigheid. Daarom heeft God aan U méér blijdschap gegeven dan aan de anderen om U heen."
10 En God zegt ook: "Heer, U heeft in het begin de hemel en de aarde gemaakt.