3 Pilatus vroeg Hem: "Ben Jij de koning van de Joden?" Jezus antwoordde hem: "U zegt het."
4 Pilatus zei tegen de leiders van de priesters en de grote groep mensen: "Deze man is nergens schuldig aan."
5 Maar de mensen hielden vol en zeiden: "Hij maakt het volk in heel Judea opstandig tegen de keizer met wat Hij de mensen leert. Dat doet Hij al vanaf het begin, van Galilea tot hier toe."
6 Toen Pilatus dat hoorde, vroeg hij of Jezus een Galileeër was.
7 Toen hij begreep dat Hij uit het gebied kwam waar Herodes koning over was , stuurde hij Jezus naar Herodes. Want Herodes was op dat moment ook in Jeruzalem.
8 Herodes was blij toen hij Jezus zag. Want hij had al heel lang gehoopt Hem een keer te kunnen zien, omdat hij veel over Hem had gehoord. Hij hoopte Jezus een keer een wonder te zien doen.
9 Hij stelde Jezus een heleboel vragen, maar Jezus antwoordde hem niets.