7 Toen hij begreep dat Hij uit het gebied kwam waar Herodes koning over was , stuurde hij Jezus naar Herodes. Want Herodes was op dat moment ook in Jeruzalem.
8 Herodes was blij toen hij Jezus zag. Want hij had al heel lang gehoopt Hem een keer te kunnen zien, omdat hij veel over Hem had gehoord. Hij hoopte Jezus een keer een wonder te zien doen.
9 Hij stelde Jezus een heleboel vragen, maar Jezus antwoordde hem niets.
10 En de leiders van de priesters en de wetgeleerden stonden Hem heftig van allerlei dingen te beschuldigen.
11 Herodes en zijn soldaten maakten Hem belachelijk. Ze deden Hem een prachtige mantel om en stuurden Hem zo naar Pilatus terug.
12 Vanaf die dag waren Herodes en Pilatus vrienden. Vóór die tijd waren ze vijanden van elkaar geweest.
13 Toen riep Pilatus de leiders van de priesters en de leiders en het volk bij zich en zei: