1 En Jezus begon hun iets te vertellen in de vorm van een verhaal. "Een man plantte een wijngaard. Hij zette er een heg omheen, groef een kuil voor de druivenpers en bouwde een wachttoren. Toen hij klaar was, verhuurde hij de wijngaard aan wijnboeren en ging naar het buitenland.
2 Het werd tijd om de druiven te oogsten. Hij stuurde een dienaar naar die wijnboeren. Hij moest het deel van de oogst ophalen dat voor de eigenaar van de wijngaard was.
3 Maar de wijnboeren grepen hem, sloegen hem en joegen hem met lege handen weg.
4 Hij stuurde een andere dienaar, maar die sloegen ze op zijn hoofd en ze mishandelden hem.