1 Zodra het ochtend werd, overlegden de leiders van de priesters met de leiders van het volk en de wetgeleerden. Ze besloten Jezus naar [ de Romeinse bestuurder van Judea ] Pilatus te brengen.
2 Pilatus ondervroeg Hem: "Ben Jij de koning van de Joden?" Jezus antwoordde hem: "U zegt het zelf."
3 En de leiders van de priesters beschuldigden Jezus van allerlei dingen. Maar Hij antwoordde niets.
4 Pilatus ondervroeg Jezus weer en zei: "Geef Je helemaal geen antwoord? Hoor eens waar ze Je allemaal van beschuldigen!"
5 Maar Jezus antwoordde hem niets meer. Daar was Pilatus erg verbaasd over.
6 Pilatus had de gewoonte om op het feest een gevangene vrij te laten. De Joden mochten kiezen wie hij vrij zou laten.
7 Nu zat er iemand gevangen die Barabbas heette. Hij was gevangen genomen met andere mannen omdat ze tijdens een rel iemand vermoord hadden.