13 Jezus klom de berg op en nam twaalf leerlingen mee.
14 Deze twaalf koos Hij uit om voortaan met Hem mee te gaan. Hij wilde dat ook zij het goede nieuws aan de mensen zouden gaan vertellen.
15 Hij gaf hun ook de macht om zieken te genezen en om duivelse geesten uit mensen weg te jagen.
16 Hij had de volgende twaalf mannen uitgekozen: Simon, die Hij de bijnaam Petrus gaf.
17 De broers Jakobus en Johannes (de zonen van Zebedeüs), die Hij de bijnaam Boanerges gaf. Dat betekent 'zonen van de donder.'
18 Verder Andreas, Filippus, Bartolomeüs, Matteüs, Tomas, Jakobus (de zoon van Alfeüs), Taddeüs, Simon de Zeloot en Judas Iskariot.
19 Judas is de man die Hem later verraden heeft.