9 Hij zei tegen zijn leerlingen dat ze met een bootje bij Hem in de buurt moesten blijven. Want de mensen dromden tegen Hem op.
10 Iedereen die ziek was probeerde Hem aan te raken, omdat Hij heel veel mensen genas.
11 En als de duivelse geesten Hem zagen, lieten ze zich voor Hem op de grond vallen en schreeuwden: "U bent de Zoon van God!"
12 Maar steeds verbood Hij hun streng om te zeggen wie Hij was.
13 Jezus klom de berg op en nam twaalf leerlingen mee.
14 Deze twaalf koos Hij uit om voortaan met Hem mee te gaan. Hij wilde dat ook zij het goede nieuws aan de mensen zouden gaan vertellen.
15 Hij gaf hun ook de macht om zieken te genezen en om duivelse geesten uit mensen weg te jagen.