14 De zaaier zaait het woord [ van God ].
15 Het zaad langs de weg zijn de mensen die het woord horen, maar bij wie de duivel onmiddellijk het woord steelt dat in hun hart was gezaaid.
16 Het zaad dat op rotsgrond viel, zijn de mensen die het woord horen en het onmiddellijk blij geloven.
17 Maar ze hebben geen wortels: hun geloof zit niet diep. Ze geloven wel een tijdje, maar als er later problemen en moeilijkheden komen omdat ze het woord geloven, verliezen ze hun geloof.
18 Het deel dat tussen de distels valt, zijn weer andere mensen die het woord horen.
19 Bij hen komen de zorgen van de wereld en het verlangen naar rijkdom en naar alle andere dingen erbij. Die verstikken het woord en het woord geeft geen vrucht.
20 En dit is het deel dat in goede grond is gezaaid: de mensen die het woord horen en in zich opnemen, waardoor er veel vrucht aan hen groeit: 30, 60 en 100 keer zoveel [ als dat er gezaaid is ]."