2 Hij leerde hun allerlei dingen in de vorm van verhalen.Hij zei tegen hen:
3 "Luister. Een zaaier ging zaaien.
4 Een deel van het zaad viel langs de weg. Daar werd het door de vogels opgegeten.
5 Een ander deel viel op rotsgrond, waar het niet veel aarde had. Daardoor kwam het zaad snel op.
6 Maar toen de zon opkwam, ging het dood. Het verdroogde doordat het haast geen wortels had.
7 Een ander deel viel tussen de distels. Toen de distels opkwamen, verstikten die het, zodat er geen graan aan groeide.
8 De rest viel in goede aarde. En toen het opkwam, werden het mooie, volle planten waar veel graan in zat, wel 30, 60 en 100 keer zoveel [ als dat er gezaaid was ].