23 Hij pakte de blinde bij de hand en bracht hem buiten het dorp. Toen spuugde Hij in zijn ogen, legde hem de handen op en vroeg hem: "Zie je iets?"
24 De man keek op en zei: "Ik zie de bomen. Nee, het moeten mensen zijn, want ze lopen."
25 Toen legde Jezus nog een keer zijn handen op de ogen van de man. Toen zag hij alles duidelijk en was gezond.
26 Jezus stuurde hem naar huis en zei: "Ga het dorp niet in en vertel niemand wat er gebeurd is."
27 Jezus vertrok met zijn leerlingen naar de dorpen van de streek Cesarea Filippi. Onderweg vroeg Hij aan zijn leerlingen: "Wie ben Ik volgens de mensen?"
28 Ze antwoordden Hem: "Sommige mensen zeggen dat U Johannes de Doper bent. Anderen dat U de profeet Elia bent. Weer andere mensen zeggen dat U één van de profeten bent."
29 Hij vroeg hun: "En jullie? Wie ben Ik volgens jullie?" Petrus antwoordde Hem: "U bent de Messias ."