24 Onmiddellijk riep de vader met tranen in de ogen: "Ik geloof, Heer! Kom mijn zwakke geloof te hulp!"
25 Toen Jezus zag dat er heel veel mensen kwamen kijken, zei Hij streng tegen de duivelse geest: "Luister, jij dove geest die maakt dat de jongen niet kan praten! Ik beveel jou uit hem weg te gaan. En je mag niet meer terugkomen!"
26 En de geest ging met veel geschreeuw en stuiptrekkingen uit hem weg. De jongen zag eruit alsof hij dood was. De mensen zeiden dan ook dat hij dood was.
27 Maar Jezus greep de jongen bij zijn hand en hielp hem overeind.
28 Toen Jezus een huis was binnen gegaan, vroegen zijn leerlingen Hem: "Waarom konden wij die geest niet wegjagen?"
29 Jezus antwoordde: "Deze soort wordt alleen verjaagd door mensen die bidden en niets eten [ om zich op God te richten ]."
30 Ze vertrokken vandaar en reisden door Galilea. Hij wilde niet dat iemand dat wist.