6 Want hij wist niet wat hij moest zeggen, want ze waren erg bang.
7 Toen kwam er een wolk om hen heen. En een stem zei vanuit de wolk: "Dit is mijn Zoon, van wie Ik heel veel houd. Luister naar Hem."
8 Maar toen ze rondkeken, zagen ze alleen Jezus nog maar. Verder was er niemand meer.
9 Toen ze de berg weer afdaalden, zei Jezus streng dat ze aan niemand mochten vertellen wat ze hadden gezien. Ze mochten er pas met andere mensen over praten als de Mensenzoon uit de dood zou zijn opgestaan.
10 Ze dachten hierover na. En ze hadden het er met elkaar over wat dat betekende: uit de dood opstaan.
11 En ze vroegen aan Jezus: "Waarom zeggen de wetgeleerden dat eerst Elia moet komen?"
12 Hij antwoordde: "Ja, Elia zal eerst komen en alle dingen weer goed maken. Maar er staat ook in de Boeken over de Mensenzoon dat Hij veel moet lijden en dat de mensen niets met Hem te maken zullen willen hebben.