1 Ze kwamen in de buurt van Jeruzalem. Ze waren bij het dorp Betfágé aan de voet van de Olijfberg. Jezus stuurde twee van zijn leerlingen naar het dorp.
2 Hij zei tegen hen: "Ga naar dat dorp daar. Zodra jullie het dorp in komen, zullen jullie een vrouwtjes-ezel en haar jong vastgebonden zien staan. Maak ze los en breng ze bij Mij.
3 Als iemand er iets van zegt, moet je zeggen: 'De Heer heeft ze nodig. Hij stuurt ze zo gauw mogelijk weer terug.' "
4 Zo gebeurde wat de profeet [ Zacharia ] vroeger al had gezegd:
5 'Zeg tegen Jeruzalem: Kijk, je Koning komt naar je toe. Hij is bescheiden en rijdt op een ezel. Hij rijdt op het jong van een ezel.'
6 De leerlingen gingen weg om te doen wat Jezus hun had gezegd.
7 Ze kwamen terug met de ezel en het jong en ze legden hun mantels er op. Toen ging Jezus op de ezel zitten.