3 Als iemand er iets van zegt, moet je zeggen: 'De Heer heeft ze nodig. Hij stuurt ze zo gauw mogelijk weer terug.' "
4 Zo gebeurde wat de profeet [ Zacharia ] vroeger al had gezegd:
5 'Zeg tegen Jeruzalem: Kijk, je Koning komt naar je toe. Hij is bescheiden en rijdt op een ezel. Hij rijdt op het jong van een ezel.'
6 De leerlingen gingen weg om te doen wat Jezus hun had gezegd.
7 Ze kwamen terug met de ezel en het jong en ze legden hun mantels er op. Toen ging Jezus op de ezel zitten.
8 En heel veel mensen spreidden hun mantels op de weg uit. Andere mensen trokken takken van de bomen en spreidden die uit op de weg.
9 En de grote groep van mensen die voor Hem uit gingen en achter Hem aan kwamen, riep: "Hosanna [ (= 'Red toch!') ] voor de Zoon van David ! Gods zegen op de man die door de Heer is gestuurd! Hosanna in de hoogste hemel!"