34 Het werd tijd om de druiven te oogsten. Hij stuurde dienaren naar die wijnboeren. Ze moesten zijn deel van de druivenoogst bij hen ophalen.
35 Maar de wijnboeren grepen de dienaren. Ze sloegen de ene, doodden de andere en gooiden de derde met stenen dood.
36 Toen stuurde de eigenaar andere dienaren, meer dan de eerste keer. Met hen gebeurde hetzelfde.
37 Tenslotte stuurde de eigenaar zijn eigen zoon. Hij zei: 'Met mijn zoon zullen ze dat niet durven doen.'
38 Maar toen de wijnboeren de zoon zagen komen, zeiden ze tegen elkaar: 'Dit is de man die later de wijngaard zal erven. Laten we hem doden, dan is de wijngaard van óns.'
39 En ze grepen de zoon, gooiden hem de wijngaard uit en doodden hem.
40 Als nu straks de eigenaar van de wijngaard komt, wat zal hij dan met die wijnboeren doen?"