4 De bewakers waren zó bang van hem, dat ze flauwvielen.
5 Maar de engel zei tegen de vrouwen: "Wees niet bang. Want ik weet dat jullie Jezus zoeken, die gekruisigd is.
6 Maar Hij is hier niet. Hij is opgestaan uit de dood, zoals Hij van tevoren heeft gezegd. Kom maar kijken waar Hij heeft gelegen.
7 Ga nu gauw aan zijn leerlingen vertellen dat Jezus uit de dood is opgestaan. Zeg tegen hen: 'Hij zal voor jullie uit reizen naar Galilea. Daar zullen jullie Hem zien.' Dit moest ik jullie zeggen."
8 Ze gingen snel bij het graf weg, bang en blij tegelijk. Ze liepen snel, om het gauw aan de leerlingen te gaan vertellen.
9 Onderweg kwam Jezus hun tegemoet en groette hen. Ze kwamen dichterbij, pakten zijn voeten vast en lieten zich voor Hem op hun knieën vallen.
10 Jezus zei tegen hen: "Wees niet bang. Ga naar mijn broeders en zeg hun dat ze naar Galilea moeten gaan. Daar zullen ze Mij zien."