2 Er kwam een man naar Jezus toe die een besmettelijke huidziekte had. Hij liet zich voor Jezus op zijn knieën vallen en zei: "Heer, als U het wil, kunt U mij gezond maken."
3 Jezus stak zijn hand uit, raakte hem aan en zei: "Ik wil het. Wees weer gezond!" Onmiddellijk werd zijn huid gezond.
4 Jezus zei tegen hem: "Denk erom dat je dit aan niemand vertelt. Ga naar de priester en laat hem zien dat je weer gezond bent. Breng dan het offer dat Mozes heeft bevolen. Dat zal voor de mensen het bewijs zijn dat je genezen bent."
5 Daarna kwam Jezus in Kapernaüm. Daar kwam een Romeinse hoofdman naar Hem toe.
6 Hij zei tegen Jezus: "Heer, mijn knecht ligt ziek thuis. Hij is verlamd en heeft erge pijn."
7 Jezus zei tegen hem: "Ik zal komen en hem genezen."
8 Maar de hoofdman antwoordde: "Heer, ik ben het niet waard dat U in mijn huis komt. Maar U hoeft maar één woord te zeggen. Dan zal mijn knecht gezond worden.