25 De leerlingen maakten Hem wakker en riepen: "Heer, red ons! We zinken!"
26 Hij zei tegen hen: "Waarom zijn jullie bang? Wat is jullie geloof toch klein!" Hij stond op en sprak streng tegen de wind en het meer. En het water en de wind werden helemaal rustig.
27 De mannen waren stomverbaasd en zeiden: "Wat is Hij toch voor iemand? Zelfs de wind en het water gehoorzamen Hem!"
28 Jezus kwam aan de overkant van het meer. Dat was de streek van de Gadarénen. Er kwamen twee mensen naar Hem toe die in de macht waren van duivelse geesten. Ze woonden op de begraafplaats. Ze waren erg gevaarlijk en niemand durfde langs de begraafplaats te gaan.
29 Ze schreeuwden tegen Jezus: "Wat moet U van ons, Zoon van God? Bent U gekomen om ons pijn te doen vóórdat het de afgesproken tijd is?"
30 Daar in de buurt werd een grote kudde varkens gehoed.
31 De duivelse geesten smeekten Jezus: "Als U ons eruit jaagt, mogen we dan in die varkens gaan?"