2 Toen stuurde Izebel een boodschapper naar Elia die hem moest zeggen: "Ik zweer bij de goden dat jij morgen net zo dood zal zijn als die profeten."
3 Toen Elia dat hoorde, vluchtte hij. Hij kwam bij Berseba in Juda. Daar liet hij zijn dienaar achter.
4 Zelf liep hij een dagreis ver de woestijn in. Daar ging hij onder een struik zitten en bad dat hij zou sterven. Hij zei: "Ik heb er genoeg van, Heer. Neem mijn leven maar. Ik ben niet beter dan mijn voorouders."
5 Hij ging onder de struik liggen en viel in slaap. Maar een engel raakte hem aan en zei tegen hem: "Sta op en eet."
6 Toen hij rondkeek, zag hij bij zijn hoofd een versgebakken koek liggen en een kruik water staan. Hij at en dronk en ging weer liggen.
7 Maar de engel van de Heer raakte hem voor de tweede keer aan en zei: "Sta op en eet. Want anders zal de reis te ver voor je zijn."
8 Hij stond op, at en dronk en liep door de kracht van dat voedsel 40 dagen en 40 nachten lang, tot hij bij Horeb kwam, de berg van God.