7 Mijn Heer God, U heeft mij koning gemaakt in de plaats van mijn vader David, ook al ben ik nog jong. Ik heb nog nooit een oorlog gevoerd.
8 Zo sta ik midden tussen uw volk dat U heeft uitgekozen. Een volk dat zó groot is, dat het niet te tellen is. Het is zelfs niet te schatten hoe groot het is.
9 Wie kan dit grote volk leiden? Geef mij daarom alstublieft wijsheid. Dan kan ik uw volk leiden doordat ik goed het verschil weet tussen goed en kwaad."
10 De Heer was er blij mee dat Salomo dit van Hem vroeg.
11 Hij zei tegen hem: "Ik zal doen wat je hebt gevraagd, omdat je niets voor jezelf hebt gevraagd. Je hebt niet gevraagd om een lang leven, of om rijkdom, of om het leven van je vijanden. Maar je vraagt om wijsheid, omdat je eerlijk wil rechtspreken over het volk.
12 Daarom zal Ik doen wat je gevraagd hebt. Ik zal je wijs en verstandig maken. Vóór jou is nog niemand zo wijs geweest en na jou zal ook niemand meer zo wijs zijn.
13 En ook wat je niet hebt gevraagd, zal Ik je geven. Ik zal je rijker en beroemder maken dan alle andere koningen.