4 Nu heeft mijn Heer God mij aan alle kanten vrede gegeven. Er is geen enkele vijand en geen enkel gevaar.
5 Nu zou ik voor mijn Heer God een tempel willen bouwen. Want de Heer heeft tegen mijn vader David gezegd: 'Jouw zoon die Ik na jou koning zal maken, zal een tempel voor Mij bouwen.'
6 Wilt u alstublieft uw dienaren opdracht geven om voor mij op de Libanon cederbomen te kappen. Mijn dienaren zullen hen helpen. Ik zal uw dienaren betalen wat u wil. Want niemand heeft zoveel verstand van het kappen van bomen als de Sidoniërs."
7 Toen Hiram deze boodschap van Salomo kreeg, was hij erg blij. Hij zei: "Prijs de Heer! Hij heeft David een wijze zoon gegeven om over dit grote volk te regeren!"
8 En hij liet tegen Salomo zeggen: "Ik heb uw boodschap ontvangen. Ik zal alles doen wat u wenst wat betreft het cederhout en het cipressenhout.
9 Mijn dienaren zullen het van de Libanon naar de zee brengen en er daar vlotten van maken. Laat mij weten waar ik die vlotten naar toe moet laten brengen. Daar zal ik de vlotten weer uit elkaar laten halen, zodat u het hout kan ophalen. Als betaling levert u het eten voor mijn paleis."
10 Zo leverde Hiram aan Salomo zoveel cederhout en cipressenhout als Salomo wenste.